Wat is de betekenis van hoog?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoog

hoog - Bijvoeglijk naamwoord 1. fysiek ver boven iets anders 2. vergevorderd in een rangorde of volgorde 3. (geluid) met een groot aantal trillingen per tijdseenheid 4. met een groot aanzien 5. (aardrijkskunde) meer boven de zeespiegel gelegen de Hoge Ardennen 6. (aardrijkskunde) meer naar het No...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoog

hoog - bijvoeglijk naamwoord 1. behoorlijk ver van de grond ♢ de doelman maakte een hoge sprong 1. de ruzie liep hoog op [was erg heftig] 2. dat zit haar erg hoog ...

2024-04-20
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

hoog

1. Van een kaart: de hoogst overgeblevene in een kleur. Zie ook: vrije kaart 2. Van een hand op een bepaald moment in het afspel: uitsluitend hoge kaarten bevattend. 3. Een hoog contract: contract met weinig kans van slagen. 4. Verzoek aan de dummy om diens hoogste kaart in de gevraagde kleur bij te spelen.

2024-04-20
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Hoog

Hoog - 'hoog rijden': boven in de wielerbaan rijden. 'Te hoog zitten': met een te grote versnelling fietsen. Vgl. Fr. mettre tout à droite. Ertegenover staat: te laag fietsen. Hoog is ook de uitroep van een renner naar zijn voorganger wanneer hij aan de binnenkant van de bocht ruimte wil krijgen.

2024-04-20
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

hoog

Uitroep van een renner naar zijn voorganger wanneer hij aan de binnenkant van de bocht ruimte wil krijgen.

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

hoog

(het; g.mv.) so spreektaal - hoogspringen; af en toe vertoonde hij zijn kunsten bij hoog en polshoog.

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Hoog

(bn. en bw.) - het hoog ophebben, verwaand zijn, het hoog in de bol hebben - hoog oplopen met, veel ophebben met, ingenomen zijn met Enkele jaren geleden lapten de Stones - die niet hoog oplopen met gatlikkers - het blad Teek! een proces aan de broek omdat die snoodaards ‘hun’ tong op de cover hadden gezet. - DM, 09-08-...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hoog

1. een hoge rug hebben, soldatentaal (Indonesië) voor ‘een erectie hebben’. 2. hoge mieter,hooggeplaatst persoon. Oorspr. soldatenslang, gebruikt bij de artillerie, periode 1860 - 1885. Mieteris een hoofddeksel (van Latijn mi tra‘muts, hoofddeksel’). Het heeft hier dus een andere bet. dan in de talrijke verhingen en uitdr. waarin mietereen verkorti...