honneurs
honneurs - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord honingbij
Wiktionary (2019)
honneurs - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord honingbij
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), v. mv., 1. eerbewijzen; — de honneurs waarnemen, voor de gastheer of de gastvrouw tegenover de gasten de beleefdheidsplichten waarnemen, de eer des huizes ophouden ; 2. (kaartsp., inz. bij whist en bridge) de hoogste kaarten (aas, heer, vrouw, boer en tien van troef).
Winkler Prins (1949)
(Fr. honneur, eer), eerbewijzen bij Leger en Vloot. In het bijzonder erewachten, signalen, enz. ter ere van hooggeplaatste autoriteiten en militaire begrafenissen.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
in het leger zijn in het algemeen de eerbewijzen, dus ook die van elke mindere tegenover zijn superieur; meer in het bijzonder verstaat men er onder: erewachten en signalen, het in geweer komen van wachten, groeten van vaandels enz. ter ere van het hoofd van de staat, hoofden van departementen, hooggeplaatste officieren, alsook het militair ceremon...
M. J. Koenen's (1937)
m. mv. (Fr.) eerbewijzen, plichten bij de ontvangst: de militaire honneurs; de honneurs waarnemen, als gastvrouw of gastheer optreden, de behoorlijke eer bewijzen; (kaartsp.) de hoogste kaarten.
Jozef Verschueren (1930)
('neurs) mv. [Fr. < Lat. honor] 1. eer, eerbewijs: de militaire bewijzen; de waarnemen, als gastheer, -vrouw optreden. 2. hoogste kaarten in het kaartspel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: