Wat is de betekenis van homunculus?

2024-04-19
Het Lexicon van de gedragsbiologie

Mark Nelissen (1996)

homunculus

homunculus - Somatotopische projectie van het lichaam op de somatosensorische of de motorische cortex waardoor lichaamsdelen met een grotere gevoeligheid respectievelijk grotere beweeglijkheid, een groter gebied van de hersenschors in beslag nemen. Bij de voorstelling van het lichaam volgens deze verhoudingen ontstaat een h.

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Homunculus

[Lat. = verklw. van homo = mens] mensje; kunstmatige mens (als fictie).

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Homunculus

kunstmens; klein mensje

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Homunculus

mensje

2024-04-19
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Homunculus

lett. Lat. voor mannetje; zo gebruikte Antonie van Leeuwenhoek deze naam in verband met zijn idee over het zaaddiertje (zie ook animalcuIisten); in de psychiatrie bedoelt men de primitieve waanidee over het bestaan van een kabouterachtig wezen, dat een rol speelt in de hallucinaties van zo’n patiënt.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Homunculus

(Lat.), m. (...li), 1. kunstmens; 2. klein mensje, gedrochtje.

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Homunculus

(Lat., mensje), door de alchemisten (o.a. Paracelsus) gedroomd, kunstmatig te verwekken menselijk wezen (vgl. Goethe’s Faust II).

2024-04-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

homunculus

(Lat.) m. mensje, langs scheikundige weg verkregen mens (in Goethes Faust).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

homunculus

m. homunculi (Lat.) eig. mensje: een langs scheikundige weg ontstaan mens, b.v. in Goethe’s Faust.