homoloog
homoloog - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) overeenkomstig 2. (biologie) (genetica) met dezelfde voorouder
Wiktionary (2019)
homoloog - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) overeenkomstig 2. (biologie) (genetica) met dezelfde voorouder
Prof. Nico M. van Straalen (2019)
Teruggaand op dezelfde voorouderlijke structuur, of op hetzelfde voorouderlijke kenmerk of gen en daardoor meer of minder op elkaar lijkend bij twee of meer verschillende soorten Het begrip homologie kan gebruikt worden voor organen (bijvoorbeeld de voorste ledematen van gewervelde dieren), voor kenmerken (bijvoorbeeld de schubben van reptielen en...
Mark Nelissen (1996)
homoloog - Betrekking hebbend op een gelijke aanpassing in morfologische, fysiologische of ethologische kenmerken aan de omgeving bij verwante soorten door afstamming van dezelfde voorouder. Tegengesteld aan analoog.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[MLat. homologus, van Gr. homologos] gelijkluidend, overeenkomend; homologe reeks, reeks chem. verbindingen die alleen in samenstelling verschillen door aantal CH2-groepen meer of minder.
drs. L.A. Beeloo (1981)
(Gr. homos = gelijk, logos = woord), overeenstemmend. 1. Homologe zijden noemt men de overeenstemmende zijden van congruente driehoeken; 2. in de organische scheikunde bestaan reeksen verbindingen waarvan de scheikundige eigenschappen nagenoeg gelijk zijn. In zulk een reeks verschilt de samenstelling van twee opeenvolgende termen telkens evenveel:...
G. Th. van Kempen (1974)
(G., logos = leer), zijn organen van gelijke oorsprong, met hetzelfde bouwplan, bv. vleugel van vogel en voorpoten van zoogdier; meeldraden en stengelbladen. De functie heeft daarbij geen betekenis, ➝ analoog.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: