Wat is de betekenis van Homerun?

2024-04-19
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

homerun

(zelfstandig naamwoord) [honkbal] thuishonkslag, thuisslag, vierhonkslag, thuisloop - Hij mepte de bal zo ver weg dat hij op zijn dooie gemak een thuisloop kon maken.

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

homerun

(2017) (< Eng.) gemakkelijke score. Term ontleend aan de honkbalsport. Zie ook: een homerun slaan. • In de Vlaamse regering maakt de N-VA ogenschijnlijk de ene homerun na de andere. De realiteit leest een flink stuk genuanceerder. CD&V beleefde een frustrerend weekend, maar ook minister-president Geert Bourgeois (N-VA) moet balen. (De S...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

homerun

homerun - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) honkbal en softbal: wanneer een slagman de bal zodanig slaat, dat hij in dezelfde beurt alle vier de honken kan passeren en zodoende zelf een punt kan scoren De slagman sloeg de bal ruim over de hekken en kon dus op zijn gemak zijn homerun uitwandelen....

2024-04-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Homerun

een - slaan grappige uitdr., in zwang onder studenten en jongeren in de jaren negentig, voor ‘een meisje na één avond al inbed krijgen’.

Gerelateerde zoekopdrachten