Wat is de betekenis van Hokvast?

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hokvast

adj., hokfêst.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hokvast

bn., aan het hok gewend, daar terugkomende : die duiven zijn hokvast; de Hollander is nogal hokvast, aan zijn huis of woonplaats gehecht.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hokvast

bn.; veel of graag thuis blijvende: die oude man is erg hokvast, gaat zelden uit.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hokvast

bn. 1. aan het hok gewend: de duiven zijn -. 2. graag thuisblijvend: wat ben je geworden? 3. aan zijn woonplaats gehecht: de Hollander is -.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hokvast

HOKVAST, bn. aan het hok gewend, daar terugkomende: die duiven zijn hokvast; de Hollander is nogal hokvast, aan zijn huis of woonplaats gehecht.

Gerelateerde zoekopdrachten