Wat is de betekenis van Hog?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hog

(1993) (< Eng. varken, zwijn) (motorrijders) aanduiding van een Harley Davidson. HOG is ook een acroniem voor Harley Owners Group Europe, de grootste motorclub ter wereld. • (Freek Andriesse & Hans Meulenbroek: Motortaal. Zakwoordenboek voor de motorrijder. 1993) • Zelfs uit Japan, Australië en Malaysia zijn Harley-riders ove...

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

hog

varken; lam [totdat het geschoren wordt]; fig zwijn; zie ook: go II.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hog

m. hoggen; (scheepst.) scheepsschrobber.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hog

m. (-gen) Scheepst. scheepsschrobber.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hog

HOG, m. (-gen), (veroud. scheepst.) werktuig met schrobbers, varken.

2024-04-20
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Hog

z.n.m. (veroud.) - Toestel, die gebezigd werd om de buitenhuid van een schip schoon te maken. ’t Woord is Saksisch en beteekent “varken”.