Wat is de betekenis van Hofmeier?

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hofmeier

hofmeier - zelfstandig naamwoord uitspraak: hof-mei-er 1. opzichter van de hofhouding ♢ deze man was hofmeier aan het hof van koning Franz-Karel Zelfstandig naamwoord: hof-mei-er de hofmeier

2024-04-16
Geschiedenis & Samenleving

Cees van der Kooij & Marjan de Groot-Reuvekamp (2009)

hofmeier

Belangrijke medewerker van de Frankische koning, verantwoordelijk voor de koninklijke hofhouding.

2024-04-16
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Hofmeier

Hofmeier [Lat. Maior Domus], hoofd van de Merovingische (→ Merovingen) paleishuishouding en koninklijk adviseur, tevens hoofd van de ruiterij. Het geslacht van de → Karolingen erfde de titel van hofmeier in Neustrië. In 751 werd de feitelijke macht van de hofmeiers formeel bekrachtigd toen → Pippijn III door → Bonifatius tot koning werd gezalfd (→...

2024-04-16
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Hofmeier

bestuurde onder de Merovingen de hofhouding (vrijwel het gehele rijksbestuur). Hofmeier Pepijn de Jonge eigende zich met pauselijke instemming ook de koningstitel toe (751) en zette de laatste Merovingische vorst in een klooster.

2024-04-16
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Hofmeier

[Maior Domus, huismeester], de hoogste van de paleishuishouding; in de Frankische tijd een der voornaamste ambten aan het Merovingische hof; voornaamste adviseur van de koning. enigszins te vergelijken met een eerste minister. De feitelijke macht der hofmeiers werd in 751 formeel bekrachtigd, toen → Pippijn III door Bonifatius tot koning werd...

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hofmeier

m. (-s), (hist.) opzichter over een hofhouding, inz. als titel der machtige beambten aan het hof der Merovingen, die zich van het bestuur over het Frankische rijk wisten meester te maken.

2024-04-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Hofmeier

(Major domus), ten tijde der Merovingers in het Frankenrijk de 1e minister en aanvoerder van het leger, die op den duur alle macht aan zich trok.

2024-04-16
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

HOFMEIER

of maior domus was de titel van de voornaamste ambtenaar en raadgever der Merowingische vorsten. Maior (meier) is eigenlijk de titel van de persoon, die namens de edelmanbezitter het toezicht hield op een of meer hoeven. De maior domuspalatii was oorspronkelijk de beheerder van de hoeve, waar de koning resideerde. Daardoor werd hij he...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hofmeier

m. -s; gesch. opzichter over een hofhouding inz. aanzienlijk ambtenaar der Frankische koningen; de Pepijnen waren hofmeiers.