Wat is de betekenis van Hoeren?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hoeren

1) (1988) (stud.) vervelend, klote, onaangenaam. • Bij andere Corpshuizen schijnt men de financiën wel goed geregeld te hebben. De boosdoeners beloven beterschap want het is inderdaad 'hoeren' dat De Bok de hele tijd bij mensen moet gaan zitten zeuren. (Handhaaft en beschaaft. 1988) 2) (2008) (stud.) bastaardvloek; uitroe...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoeren

hoeren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hoer

2024-04-19
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Hoeren

Hoeren - die is van de hoeren besnuffeld: die is nog naïef. Ook wel: die is van de pot gepleurd, die is van de ratten besnuffeld.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoeren

(hoerde, heeft gehoerd), 1. hoereren: hoeren en snoeren, een losbandig leven leiden; 2. (iem.) voor hoer schelden.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoeren

(hoerde, heeft gehoerd) hoereren.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hoeren

(hoerde, heeft gehoerd), 1. (onoverg.) hoereren: — en snoeren, een losbandig leven leiden; 2. (overg.) (iemand) voor hoer uitschelden.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoeren

HOEREN, (hoerde, heeft gehoerd), hoereeren; hij doet niets anders dan hoeren en snoeren, een losbandig leven leiden.

2024-04-19
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hoeren

Hoeren, ow. gel. (ik hoerde, heb gehoerd), zie HOEREREN. *-DOCHTER, v. (-s). *-ZOON, m. (-s, -zonen). *-DOP, m. (-pen), hoereerder. *-GEWAAD, o. (-aden), hoerenkleedij. *-HUIS, o. (...zen). *-JAGER, *-LOCPER, m. (-s). *-JANHAGEL, *-KOEK, m. gmv. soort fijne koek, *-KOT, o. (-ten), hoerenhuis. *-LIED, o. (-eren). *-LIEFDE, v. gmv. *-LOON...