Hoerekind
o. (-eren), 1. in hoererij gewonnen, onwettig kind; — (zegsw.) met lenen volle neef, met weeromgeven hoerekind', schertsend gezegd van iem. die liever leent dan teruggeeft; — meer geluk hebben dan een hoerekind, veel voorspoed hebben; 2. (fig.) gemeen persoon, listig mens; 3. (gew.) zekere vis, kolblei; 4. (gew.) b...