Wat is de betekenis van Hoer?

2023-12-01
Seks & Drugs woordenboek

BNNVARA (2022)

Hoer

Een hoer is iemand die geld krijgt voor seks. Als je dit bent, werk je in de prostitutie. Als je daar zelf blij mee bent en er dus zelf voor hebt gekozen, is daar is helemaal niets mis mee. Bijna alle sekswerkers (mannelijke, vrouwelijke en transhoeren dus) doen hun werk vrijwillig, een deel doet dit onder dwang en/of is jonger dan 18 jaar. Dat is...

2023-12-01
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Hoer

Een hoer is het oude volkswoord voor publieke vrouw, ook wel prostituee genoemd. Het woord hoer kan men als grof klinkend beschouwen. In de rosse buurt duidt rood licht op prostitutie. Een hoer wordt in beschaafd taalgebruik aangeduid als een meisje of vrouw van lichte zeden. Het woord hoer komt van het Indo-Germaanse karo-s, wat lief of begeerlijk...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-01
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

hoer

1) (2000+) (scheldw.) iemand die voor geld alles doet, die zich laat gebruiken. Vnl. in allerlei samenstellingen, bijvoorbeeld: aandachtshoer*; subsidiehoer; staatshoer*. • Op de dag van de inval in de Haagse Antheunisstraat, een week na de moord op Theo van Gogh, riep Kajouane een crisisberaad bijeen van Marokkaanse sleutelfiguren uit de stad...

2023-12-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoer

hoer - Zelfstandignaamwoord 1. een vrouw die tegen betaling seksuele diensten verricht In die straat kun je veel hoertjes aantreffen. hoer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoeren ♢ Ik hoer 2. gebiedende wijs...

2023-12-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hoer

hoer - zelfstandig naamwoord 1. iemand die voor geld seksuele handelingen verricht ♢ achter het raam met het rode licht zat een hoer Zelfstandig naamwoord: hoer de hoer de hoeren ...

2023-12-01
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Hoer

Zie ‘Snol’.

2023-12-01
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hoer

zie ook je dochters zijn hoeren; je kletst als een ouwehoer: 1. een - als een paard,zie... als een paard. 2. er ligt een - op sterven,schertsend gezegd wanneer men aan zijn geslachtsdeel krabt. Oorspr. soldatentaal (Ned.-Indië) en dit sinds ca. 1890. Ook wel er gaat een hoer naar de hemel.Bij jeuk aan het zitvlak zegt men de boter wordt duurder. He...

2023-12-01
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

hoer

In De Zilk (ZH) gebruikt men de verwensing, ga toch hoeren zoeken! De emotionele betekenis ervan duidt op minachting. De restwaarde van de vervloekte is in de ogen van de verwenser niet meer dan lopen langs de moreel afgekeurde randen van de maatschappij. Alleen daar is nog een plaatsje voor hem. zie gaan.

2023-12-01
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

hoer

evenals het Latijnse carus (lief, dierbaar), afgeleid van het Indogermaanse karo-s (lief, begeerlijk). In de Oriënt was religieuze prostitutie wijdverbreid; ze werd opgevat als zelfopoffering van de vrouw aan de godheid (resp. aan de deze vertegenwoordigende vreemdeling of priester).

2023-12-01
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

hoer

hoer - publieke vrouw, prostituée. Men veronderstelt verwantschap met lat. carus ‘lief, dierbaar’. Dat gy mal loert je, Van mijn öjeetje, maakt een Hoertje: En hier in mijn eyge Huys verkragt, Ik had dat, Schobbertje noyt gedagt, O.-lnd. Wellekomstdrinker 8 [z.j.].Hierbij: hoeredop, hoerenloper, ook: hoerenwaard; dop = &lsqu...

2023-12-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hoer

s., hoer; -en, huorren (en snuorren).

2023-12-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoer

v. (-en), 1. het oude volkswoord voor publieke vrouw, prostituée, thans grof klinkend: een hoer als een paard, van de ergste soort; — je dochters zijn hoeren, ruw bescheid wanneer iem. zegt „ik docht (dacht)”, ik meende...; — voor hoer zitten, als publieke vrouw leven; naar de hoeren lopen,...

2023-12-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoer

v. (-en; -tje) [~ Lat. carus, lief] 1. oneerbare, onkuise vrouw, meisje. 2. overspeelster.

2023-12-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hoer

v. (-en), het volkswoord voor publieke vrouw, prostituée, thans grof klinkend: een — als een paard, van de ergste soort; naar de hoeren lopen, een zedeloos leven leiden; (plat) je kletst als een ouwe —, je zeurt, zanikt verschrikkelijk; (vandaar) ouwe kletskous; de spelen, overspelig leven; ook als meer algemeen scheldwoord: vuil...

2023-12-01
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoer

HOER, v. (-en), lichtekooi, veile deern, vrouw die zich voor geld aan mannen overgeeft; voor hoer zitten, als publieke vrouw leven; naar de hoeren loopen, een ontuchtig zedeloos leven leiden; — (plat) je kletst als eene ouwe hoer, je zeurt, zanikt verschrikkelijk; — de hoer spelen, ontuchtig, overspelig leven; — ook als scheldwo...