hoempa
1) (1908) (ook: oempa) (sch.) straatmuzikant. • Op de balustrade stond een zestal Duitsche ‘oempa's’ zooals die muzikanten wel eens genoemd worden, en naast hen troonde een rij kunstenaars en kunstenaressen, allen in hèl-schitterende costuums gekleed, bezaaid met pailletten en glanzende kralen. (Chr. Van Abkoude: Hein Stava...