Wat is de betekenis van hoempa?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hoempa

1) (1908) (ook: oempa) (sch.) straatmuzikant. • Op de balustrade stond een zestal Duitsche ‘oempa's’ zooals die muzikanten wel eens genoemd worden, en naast hen troonde een rij kunstenaars en kunstenaressen, allen in hèl-schitterende costuums gekleed, bezaaid met pailletten en glanzende kralen. (Chr. Van Abkoude: Hein Stava...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoempa

hoempa - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) rondtrekkende straatmuzikant die eenvoudig muziek maakt 2. (muziek) als voorvoegsel bij eenvoudige maar wel vrolijke een aanstekelijke muziek - De Ambosspolka, die hoempamelodie waar Duitsers en Oostenrijkers in klederdracht en veel bier vandaag de dag nog ho...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoempa

m. (-’s), straatmuzikant: de hoempa's zorgden voor de nodige vrolijkheid.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoempa

m. (-’s) [klnb.] straatmuzikant.

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hoempa

HOEMPA, m. (-’s), Duitsche straatmuzikant: de hoempa's zorgden voor de noodige vroolijkheid.