Wat is de betekenis van hinderen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hinderen

hinderen - Werkwoord 1. (ov) de voortgang verstoren 2. (ov) iets of iemand storen in zijn/haar bezigheden Synoniemen derangeren [2] beletten Antoniemen helpen Verwante begrippen verhinderen

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hinderen

hinderen - regelmatig werkwoord uitspraak: hin-de-ren 1. iemand last of schuldgevoel bezorgen ♢ hij hinderde mij bij het lezen 1. het hindert niet [het geeft niet] Regelmatig werkwoo...

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

hinderen

(ov ww; hinderde; h. gehinderd) LO - tijdens deelname aan een looponderdeel (ook snelwandelen) een andere atleet duwen, voor hem langs lopen of hem de weg versperren teneinde zijn voortgang te belemmeren; op hinderen staat als sanctie diskwalificatie op het betreffende onderdeel.

2024-04-20
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

hinderen

hinderen - z. masturberen; eig. ‘zichzelf schade toebrengen’ (vgl. voor meer woorden uit deze sfeer: zelfbevlekking, -bestemming), ’k He’ mij zelven gehinderd. Aant. GEZELLE [vóór 1890].

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hinderen

v., hinderje, deare, lette, steure, yn ’e wei wêze; dat hindert niets, dat kin neat skele, dat let neat.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hinderen

(hinderde, heeft gehinderd), 1. (iem. in iets) belemmeren, tegengaan: een verkeersobstakel hinderde hen in het voortgaan ; 2. nadeel toebrengen, schade doen: wat hindert het, of ik het vertelt; o, dat hindert niet, ge kunt het zonder bezwaar doen, het is geen beletsel; thans ook wel dat mag niet hinderen; 3. iem. in de v...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hinderen

hinderde, heeft gehinderd; 1. belemmeren; overlast aandoen: hinder mij niet bij mijn werk; dat hindert niet, schaadt niet; hinder ik (u) soms? 2. ergernis, verdriet veroorzaken: zijn slecht gedrag hindert mij; dat was een zaak, die hem erg hinderde.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hinderen

(hinderde, heeft gehinderd) [Mned. hinder, achter, beletten vooruit te komen] 1. belemmeren, beletten, tegenhouden: een ongesteldheid heeft hem gehinderd te komen. 2. benadelen, schaden: dat hindert niet. 3. storen: hinder ik je als ik hier zit? iemand bij zijn werk -. 4. onaangenaam aandoen; het licht hindert me. 5. lichtelijk grieven, ontstemme...