Hijlikmaker
[hijlik = huwelijk] bep. koek op bruiloft (ook verbasterd tot heiligmaker).
Van Dale Uitgevers (1950)
ook HEILIGMAKER, m. (-s), met honig en specerijen bereide koek in lange platte repen; soms een peperkoek met kandij of een platte vierkante kruidkoek (inz. op bruiloften vroeger gegeten).
M. J. Koenen's (1937)
m. -s; bemiddelaar van een huwelijk; inz. in de bruidsdagen gebruikte koek uit suiker, honig, tarwemeel en specerijen bestaande in lange platte repen; in de volkstaal: heiligmaker.
Dr. L.M. Metz (1937)
Heiligmaker. Lange, platte reepen koek of een platte vierkante kruidkoek, vroeger vaak bij bruiloften gegeten.
Jozef Verschueren (1930)
m. (-s) plat peperkoekachtig en glanzend gebak met snippertjes en stukjes sukade in: werd vroeger op bruiloften rondgediend.
T. Pluim (1921)
een bruiloftskoek, van ’t oude hijliken = trouwen, huwelijken. Door volksetymologie verbasterd tot heiligmaker, en door dit. woord weer tot zaligmaker, alsof er van Je^us sprake was!
J.H. van Dale (1898)
HIJLIKMAKER, ook HEILIGMAKER, m. (-s), eene soort van koek, in den vorm van lange platte reepen; soms een peperkoek met kandij of een platte vierkante kruidkoek (inz. op bruiloften vroeger gegeten).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: