Wat is de betekenis van Hijgen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hijgen

hijgen - Werkwoord 1. (inerg) zwaar ademhalen ten gevolge van een lichamelijke inspanning Synoniemen blazen puffen

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hijgen

hijgen - regelmatig werkwoord uitspraak: hij-gen 1. snel en hoorbaar ademen ♢ we hoorden de hardloper hijgen Regelmatig werkwoord: hij-gen ik hijg jij/u hijgt ...

2024-04-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

hijgen

hijgen - zwaar, hoorbaar ademen van erotische opwinding. Maar 't schynt, de Bruid lykt wat beangst, Als zy in dat verbruide hygen, De neerlaag niet welmogte krygen. Die onder leit die vegt het langst. Kwakers Bruiloft en Verjaring 9 [c. 1800].Haar kousen en jarretels schuurden over mijn blote lichaam, we worstelden, slikten, knepen, hijgden, s...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hijgen

v., hymje, swoegje, pûste, oefje, oefenje; sterk —, hymje en pûste, hymje en blaze, pûste en blaze.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hijgen

(hijgde, heeft gehijgd), 1. kort en hoorbaar of moeilijk ademhalen : de zieke ivas benauwd, en lag te hijgen ; hij hijgde van vermoeidheid; zij kwam hijgende aanlopen; zijn borst hijgde, ging snel op en neder ; naar lucht, naar adem hijgen, snakken ; — onder iets hijgen, er onder zwoegen; 2. (fig.) naar iets hijgen...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hijgen

hijgde, heeft gehijgd; zwaar ademhalen, hoorbaar ademen, buiten adem zijn: hijgen van vermoeienis, naar adem hijgen.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hijgen

(hijgde, heeft gehijgd) [klnb.] moeilijk, kort en hoorbaar ademen: naar lucht -; van opgewondenheid. Syn. ➝ ademen.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hijgen

(hijgde, heeft gehijgd), (onoverg.) 1. verhevigde ademhaling, optredend o.a. na hevige inspanning: hij hijgde van vermoeidheid; zij kwam hijgend aanlopen; zijn borst hijgde, ging snel op en neer; naar lucht, naar adem —, snakken; onder iets —, eronder zwoegen; 2. (bij vergelijking) puffen en blazen, van een machine.