heur
heur - Bezittelijk voornaamwoord 1. haar ♢ Zij droeg een bloem in heur haar
Van Dale Uitgevers (1950)
v. enk. en mv. van het pers. en bez. vnw., in het Noorden alleen dicht, en gew., in Z.-Nederl. ook in spreekt, haar : ik zal het heur zeggen; — heur moeder; heure blauwe, ogen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: