Wat is de betekenis van Herbergier?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

herbergier

herbergier - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die een herberg exploiteert De oude herbergier overleed twee weken geleden. Woordherkomst afgeleid van herberg met het achtervoegsel -ier

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

herbergier

herbergier - zelfstandig naamwoord uitspraak: her-ber-gier 1. iemand die een herberg houdt ♢ de herbergier tapte een glas bier in Zelfstandig naamwoord: her-ber-gier de herbergier de her...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

herbergier

iem. wat ‘n herberg hou, waard.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Herbergier

s., kastlein, weard, hospes; — zijn, kastleinje, herbergje.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Herbergier

m. (-s).

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

herbergier

m. -s; iem., die een herberg houdt; waard; herbergierster, v. -s.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

herbergier

(herber’gi:r) m. (-s) hij die een herberg houdt. Syn. hotelhouder, kastelein, logementhouder, waard.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

herbergier

m. (-s), hij die een herberg houdt, waard.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Herbergier

HERBERGIER, m. (-s), HERBERGIERSTER, v. (-s), die eene herberg houdt, waard, waardin.