Wat is de betekenis van Helsch?

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Helsch

HELSCH, bn. bw. uit (of van) de hel: de helsche machten; in de helsche verdoemenis; — eene helsche koude, zeer strenge koude; — helsche pijnen, vreeselijke pijnen; — helsche steen, (geneesk.) gesmolten en in staafjes gegoten salpeterzuur zilveroxyde, waarmede men ziek vleesch wegbrandt, wonden aanstrijkt, enz. (lapis infemalis);...

2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Helsch

Helsch, bn. en bijw. (-er, meest -), tot de hel behoorende, uit de hel; op helsche -, duivelsche wijze; een - (afschuwelijk) bedrog, plan; - liegen; het -e werktuig (machine infernale), moordtoestel (tegen Napoleon I in 1800 en tegen Lodewijk Filips in 1831); -e steen, (nat.) lapis infernalis, salpeterzuur zilveroxyde.

2024-04-20
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

helsch

Internalis, infernus, tartareus.