Wat is de betekenis van Heinen?

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Heinen

(heinde, heeft geheind), 1. (w. g.) afsluiten door een heining; 2. (gew.) de heiningsloten schoonmaken en afsteken.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

heinen

(‘heinən) (heinde, heeft geheind) met een heining afsluiten.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Heinen

HEINEN, (heinde, heeft geheind), (w. g.) een erf afsluiten door eene heining; — (gew.) de dichtgegroeide heiningslooten schoonmaken en daardoor de landerijen weer van elkaar afscheiden.

2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Heinen

Heinen, bw. gel. zie OMHEINEN. *...ING, v. (-en), schutting, hegge. *...SLOOT, v. (-en), greppel.