Heinde en ver
dichtbij en veraf; heinde, mnl. gheheinde, ghehende, uit het bijw. gahandi voor: bij de hand, nabij. De e is door umlaut ontstaan uit de a (vóór i), en de ei uit e voor n + medeklinker, als in deinzen, einde, peinzen, veister (uit veinster) in ’t vla.