Wat is de betekenis van Heilig?

2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

heilig

heilig - Bijvoeglijk naamwoord 1. door wijding aan het goddelijke bijzonder gemaakt heilig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heiligen ♢ Ik heilig 2. gebiedende wijs van heiligen heilig! 3. (bij inversie) tweede perso...

2023-10-02
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Heilig

Heilig, aan God gewijd; van personen ook: godvruchtig, vroom; van zaken ook: gewijd, onaantastbaar, met een bijzondere waarde. Heilige, volmaakt persoon, iemand die geen kwaad kent; iemand die op grond van een officiële verklaring van de rooms-katholieke kerk vereerd wordt. Heilig en heilige kennen vele betekenissen en betekenisnuances die min of...

Direct toegang tot alle 19 resultaten over Heilig?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

heilig

heilig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: hei-lig 1. wie door god is uitgekozen ♢ de heilige maagd Maria was de moeder van Jezus 1. de Heilige Vader [de paus] 2. e...

2023-10-02
Ikonen lexicon

Karin Braamhorst (2004)

Heilig

Heilig is een term waarmee de verhevenheid en zuiverheid van God wordt aangeduid en van alle wat tot het goddelijke behoort. God is heilig omdat hij niet te bevatten is en niet ongestraft genaderd kan worden. Een mens is heilig omdat hij God toebehoort. Een volk is heilig omdat God het voor zijn dienst heeft afgezonderd (Leviticus 19:1). ‘Heilig’ b...

2023-10-02
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

heilig

afgezonderd van, onttrokken aan het gebied van het profane en geraakt in de sfeer van de Godheid; het begrip is ook op God zelf overgedragen.

2023-10-02
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Heilig

1. God is heilig d.w.z.: Hij bezit alle goede eigenschappen in de meest volmaakte vorm. Daarom is Hij ook alle eer waardig; 2. heilig is ook datgene wat van God afkomstig is of op Hem betrekking heeft, b.v. de bijbel, de eredienst; zie ook heilige.

2023-10-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Heilig

adj., hillich.

2023-10-02
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Heilig

heilig; ein wunderlicher, seltsamer Heiliger, een rare snaak; Heiliger Abend, Kerstavond, avond voor Kerstmis; einen heilig sprechen, iem. heilig verklaren.

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Heilig

I. bn. bw. (-er -st), 1. geestelijk volmaakt, onzondig (van God en Christus): de Heilige God ; Heilige Vader; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; het Heilig Bloed; — (van hen die na hun dood zijn heilig verklaard, gecanoniseerd) de Heilige Augustinus; de Heilige Cecilia; 2. van alles wat met de dienst van (een) God in verban...

2023-10-02
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Heilig

worden die personen, plaatsen, tijden, voorwerpen genoemd die in de cultus een bijzondere rol spelen. Met name in de R.K. Kerk worden diegenen, die in heldhaftige deugdzaamheid hebben geleefd en aldus door de kerk erkend zijn, Heiligen genoemd.

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

heilig

bn.; boos: heilig worden, iem. heilig maken, toornig, wild, woest; gmz.

2023-10-02
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Heilig

oorspr. afgezonderd, aan God en zijn dienst gewijd; tegenstelling profaan (profanatie = ontwijding). Onder de eerste Christenen waren heiligen: alle geloovigen. In de R.K. Kerk worden alleen bijzonder vromen n/h dood d/d paus heilig verklaard; zij worden i/d kerk vereerd, niet aanbeden. Heiligverklaring = Canonisatie.

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

heilig

(‘heiləch) I. bn. en bw. (-er, -st) 1. geestelijk volmaakt, zonder zonde : God is -; de Heilige Geest; de -e Drievuldigheid. 2. heiligverklaard: de -e Augustinus. 3. God, de godsdienst gewijd : -e vaten; de kerk is een -e plaats. → dag. 4. eerbiedwaardig, verheven: de -e boeken door God ingegeven; de -e sakramenten; niets is hem -, n...

2023-10-02
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Heilig

is afgeleid van het woord heil, dat nauwelijks te omschrijven valt en dan ook maar zwak wordt bepaald door begrippen als geestelijk welzijn, gelukzaligheid. De brenger van dat heil is de Heiland, de Heilaanbrenger, de Zaligmaker. In het oude Israël noemde men alles, wat in verband stond met den dienst van God of nauw met de Godsidee was verbon...

2023-10-02
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Heilig

Heilig - Het begrip h. speelt in de godsdiensten een groote rol, maar heeft niet overal dezelfde beteekenis. Oorspronkelijk liggen in het begrip h. de beide begrippen: goddelijk en onrein opgesloten; b. v. in het begrip taboe. H. is dan alles wat aan het profaan gebruik is onttrokken om welke reden ook. Zoo is een god heilig, maar ook een lijk: bei...

2023-10-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

heilig

(voor het gebruik van de hoofdletter in dit woord zijn geen bepaalde voorschriften; het blijft overgelaten aan gevoel en inzicht van de schrijver), bn. en bw. (-er, -st), 1. geestelijk volmaakt, nietzondig (van God en Christus): de Heilige God; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; 2. alles wat met de dienst van (een) God in verband staat, daaraa...

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Heilig

HEILIG, bn. bw. (-er, -st), het ware zieleheil gevonden hebbende, deel hebbende aan God, geestelijk volmaakt, onzondig: de heilige martelaren; een heilig man; — (van God en Christus) de Heilige God; Heilige Vader; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; — (van hen die na hun dood zijn heilig verklaard, gecanoniseerd) de Heilige Augustin...

2023-10-02
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Heilig

Heilig is afgeleid van heil (zie hiervoren). Men heeft daarmede het Hebreeuwsche woord kadasch vertaald, hetwelk de beteekenis heeft van rein, meer bepaald van datgene, hetwelk voor de dienst van God bestemd is. In het Nieuwe Testament dragen de geloovige Christenen den naam van heiligen (aytoi), omdat zij door Christus uit het gebied der wereld in...

2023-10-02
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Heilig

Heilig, bn. en bijw. (-er, -st), godswaardig, goddelijk; hemelsch; plegtig, -lijk, op heilige wijze; de -e Geest; de -e Schrift, de boeken Mozes, het Evangelie; een -e dag, (r.k.) feestdag; een -e avond, zie HEILIGAVOND; Heilig, Heilig! (lofzang); het -e land, Palestina; de -e Stoel, het pauselijk gezag; de -e Vader, de paus; de -e plaatsen, oorden...