Wat is de betekenis van Heerd?

2024-04-20
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Heerd

Boerenbedrijf, bepaalde hoeveelheid behuisd land, speciaal in de Ommelanden. De rechtspraak was vóór 1811 verbonden aan de heerden. Oorspronkelijk ging het rechterschap in de rechtstoelen in de Ommelanden rond over de eigenaars van de heerden. De bevoegdheid om op zijn beurt een jaar recht te spreken, werd beschouwd als een 'gere...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Heerd

m. (-en), (Zuidn. en gew.) haard.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

heerd

I. v. -en (Z.-N.) vlasstengel. II. m. -en (Z.-N. haard): rond de(n) heerd.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

heerd

m. (-en), in de Groninger Ommelanden gebruikelijke ben. voor hoeve. (e) De heerd, waaraan voor de eigenaar het recht verbonden was om op zijn beurt een jaar lang het redgerschap, in het Westerkwartier het grietmanschap (→grietman), te bekleden, noemde men edele heerd. LITT. R.P.Cleveringa Pzn., Clauwgerechtigde Ommelander heerden en de eis va...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Heerd

HEERD, m. (-en), (Zuidn. en gew.) haard.