Wat is de betekenis van hechten?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hechten

hechten - Werkwoord 1. (ov) (medisch) een wond dichtnaaien De operatie was geslaagd en de wond kon gehecht worden erin. 2. (inerg) ~ aan belang toewijzen aan iets Hij hechtte eraan zijn dankbaarheid daarvoor te tonen. 3. (refl) zich ~...

2024-04-19
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

hechten

Dat was een Duitse miniduikboot gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Kriegsmarine. Aan de buitenzijde was één enkele 53 cm~torpedo gemonteerd.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hechten

hechten - regelmatig werkwoord uitspraak: hech-ten 1. vast blijven zitten ♢ deze verf hecht niet op die ondergrond 2. het vastmaken ♢ de dokter hechtte de wond 3. ...

2024-04-19
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

hechten

1) Het aan elkaar vastmaken (naaien) van de wondranden van een wond met een draad van kunststof; 2) het krijgen van een vertrouwensband tussen kind en ouders of opvoeders. 1) Door het vastnaaien geneest de wond sneller, komt er minder littekenweefsel en wordt het litteken kleiner en gladder. Chirurg hebben geleerd hoe ze tijdens een operatie moeten...

2024-04-19
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

hechten

Hechten is: 1) aan elkaar verbinden, bijv. d.m.v. lijmen (1,2) of m.b.v. kleislib; 2) het verbinden van textiel, draden of weefsels bijv. door knopen, naaien.

2024-04-19
Reclame woordenboek

Frans van Lier (1987)

Hechten

Zie nieten.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hechten

v., heftsje, hecht(sj)e; zich - aan, jin hechtsje, heftsje oan.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hechten

(hechtte, heeft gehecht), I. (overg.) 1. een wonde hechten, de randen er van aan elkaar naaien; een scheur hechten; 2. vastmaken, bevestigen, inz. door er iets door te steken, ook met haakjes of een plakmiddel: een prijsje (papiertje met de prijs van het voorwerp) aan iets hechten; het is met draden aan elkaar gehecht,...