haten
haten - Werkwoord 1. (ov) kwade gevoelens jegens iemand koesteren
Muiswerk Educatief (2017)
haten - regelmatig werkwoord uitspraak: ha-ten 1. een grote afkeer van iets of iemand hebben ♢ eerst hield hij van haar, maar nu haat hij zijn ex-vrouw Regelmatig werkwoord: ha-ten ik haat ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(haatte, heeft gehaat), 1. (iemand) haat toedragen, een sterk gevoel van afkeer of vijandschap tegen hem koesteren zodat men wenst dat het hem slecht verga : ik haat hem ; doet wel dengenen die u haten ; hij wordt door iedereen gehaat; 2. verfoeien, afschuw hebben van : men moet de zonde haten.
M. J. Koenen's (1937)
haatte, heeft gehaat; 1. een gevoel van wrok of vijandschap tegen iem. hebben: iem. haten, haat toedragen; iem. haten om, ter oorzake van; iem. haten met een volkomen haat; 2. een hevige afkeer hebben van iets: de leugen haten.
Jozef Verschueren (1930)
(ha:tən) (haatte, heeft gehaat) 1. haat toedragen : doe wel degenen die u –; kwaad worden is menselijk, maar – is duivels; iemand om iets –; iemand dodelijk, als de pest –; – met (een) volkomen haat. Syn. verfoeien. Tgst. →: beminnen. 2. er een afkeer, afschuw van hebben : de zonde, het kwaad –; de smart,...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(haatte, heeft gehaat), (overg.) (iemand) haat toedragen, een sterk gevoel van afkeer of vijandschap tegen hem koesteren zodat men wenst dat het hem slecht vergaat: ik haat hem.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: