hartstikke
1) (19e eeuw) (inf.) erg, zeer, in hoge mate. Eigenlijk: dood door een hartsteek. In de 17e eeuw o.a. bij Vondel en Hooft: ‘hartsteeken doodt’. Oorspronkelijk in ongunstige zin gebruikt: 'hartstikke dood'. Thans vnl. in jeugdtaal ter intensivering gebruikt: 'hartstikke leuk, gezellig enz.' • hartstik dood: morsdood, wordt van ieman...