hartje
(1990+) (amulancetaal) hartpatiënt. • (Riemer Reinsma: Neologismen. 1999)
Wiktionary (2019)
hartje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hart
Jan Luitzen (2009)
(het; -s) - tabletje amfetamine • Zo’n hartje had een streepje erdoor. Wanneer je maar een halve wilde, kon je de tabletjes gemakkelijk in tweeën breken. (Peter Ouwerkerk) • Ton van der Valk: ‘Ik kan me als de dag van gisteren herinneren, dat ze bij de amateurs bij me gestaan hebben met hartjes en bommetjes. Dan zeiden ze tegen me: ‘Ton, neem nou...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), 1. klein hart; m.n. liefkozend van kinderen en jongemeisjes: je — groeit; haar — was niet vrij meer; 2. vleinaam voor iemand van wie men veel houdt, m.n. voor kinderen en geliefden: mijn —; 3. een zonder zorg, een luchthartig, zorgeloos persoon; 4. iets in de vorm van een hart: (plantkunde) druipende hartjes, ook gebro...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: