Wat is de betekenis van Hartgebrek?

2024-04-25
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Hartgebrek

(vitium cordis): zou eigenlijk hartkleppengebrek moeten heten. Niet iedere stoornis en ziekte van het hart wordt aangeduid als h., maar alleen een beschadiging van de kleppen. Deze kan aangeboren zijn, of verworven door ontsteking. Endocarditis geneest met littekens, die de hartkleppen vernauwen (stenosis) of maken dat ze niet meer goed kunnen slui...

2024-04-25
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Hartgebrek

vitium cordis, een zodanige afwijking aan het hart, dat de werking daarvan tekort schiet of abnormale inspanning van de hartspier vergt. In zeer vele gevallen betreft dit een aangeboren gebrek (vitium cordis congenitum, zie ook blauwziekte), in andere gevallen een gevolg van ontsteking van de hartspier (myocarditis) of het endocard (speciaal dat de...

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hartgebrek

o., gebrek, onvolkomenheid aan het hart; ook in zedelijke zin.

2024-04-25
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Hartgebrek

Vitium cordis. Enkele aandoeningen van de hartspier uitgezonderd, heeft men hieronder bijna altijd te verstaan een klepvliesgebrek. De klepvliezen van het hart spelen een zeer belangrijke rol in het mechanisme van den bloedsomloop en het is dus begrijpelijk, dat ziekelijke veranderingen aan die vliezen aanleiding moeten geven tot erns...

2024-04-25
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Hartgebrek

Hartgebrek - in de meeste der gevallen een gebrek in de goede sluiting der kleppen (zie HART). Een h. is meestal een gevolg van een, tijdens een ziekte opgetreden ontsteking der binnenbekleeding van het hart, endocanditis. Zie HARTONTSTEKING.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hartgebrek

o. (-en), gebrek, onvolkomenheid van het hart; ook in zedelijke zin.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hartgebrek

HARTGEBREK, o. een gebrek aan het hart.