Hardhuidig
bn. (-er, -st), hard van huid; inz. -als gebrek van koeien; (fig.) ongevoelig.
M. J. Koenen's (1937)
bn., 1. een harde, stijve huid hebbend: een neushoorn is hardhuidig; 2. fig. minder gevoelig: ik ben zo hardhuidig niet voor lof, onverschillig.
Jozef Verschueren (1930)
(hart'huidәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. met een harde, stijve huid: de -e olifant. 2. ongevoelig, onverschillig: zelfs voor lof.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: