Wat is de betekenis van hangoor?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hangoor

Het begrip hangoor heeft 2 verschillende betekenissen: 1) groot afhangend oor van mensen of dieren; in het meervoud de beide oren van een mens of een dier. 2) konijn met afhangende oren. konijn van een ras dat zich onderscheidt door lange afhangende oren. Het ras wordt vaak aangegeven door een adjectief dat de streek van herkomst...

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hangoor

(19e eeuw) (inf.) snotneus; kind beneden de 10 jaar. Eerder (in de 16e eeuw) ook al van toepassing op iemand met lange, hangende oorlellen. En in de 18e eeuw werd het woord gebruikt voor een luie, slordige vent. Zie ook de uitdrukking: eerst grote mensen* en dan hangoren. • hangoor, znw. m. Opgeschot'en knaap of meisje. (G.J. Boekenoogen: De Z...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hangoor

hangoor - zelfstandig naamwoord uitspraak: hang-oor 1. neerhangende oorschelp ♢ ons konijn heeft hangoren Zelfstandig naamwoord: hang-oor het hangoor de hangoren ...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hangoor

s.n., hingelear (it).

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hangoor

I. o., neerhangende oorschelp; II. m. en v. (...oren), 1. hond met hangende oren; — iem. die hangende oren heeft; 2. (fig.) slordige of lummelachtige vent of vrouw; 3. (gew.) opgeschoten knaap of meisje: eerst mensen, dan hangoren, eerst de ouderen, dan de kinderen, ieder naar rang en stand ; — (v.) tafel met neerslaa...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hangoor

o. hangoren 1. (neerhangende oorlap); 2. m. en v. hangoren (iem. met lange oorlellen; lummel, sukkel; opgeschoten jongen of meisje, gew.); 3. v. hangoren (hangoortafel).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hangoor

('hang) (...oren) I. Eig. o. neerhangende oorlel, oorlap. II. Metn. 1. m. en v. persoon met hangoren. 2. m. hond met hangoren. III. Metf. 1.a. [van I] o. neerhangend tafelblad. b.v. hangoortafel. 2. m. en v. [van II 1] a. lummelachtige persoon. b. opgeschoten jongen of meisje : eerst de mensen of oude lui en dan de hangoren !

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hangoor

(-oren), 1. o., neerhangende oorschelp; 2. v./m., 1. hond met hangende oren; iemand die hangende oren heeft; 3. (fig.) slordige of lummelachtige vent of vrouw; eerst mensen, dan hangoren, eerst de ouderen, dan de kinderen, ieder naar rang en stand; 4. tafel met neerslaande bladen, klaptafel.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)