Wat is de betekenis van hangerig?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hangerig

hangerig - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) vooral van kinderen een beetje moe en ziek zodat iemand weinig actief is Hij herinnert zich hoe hij als kleine jongen ziek thuis was en hij zijn moeder in de keuken rondhing, in de tijd voor ze de zwijgende, zenuwzwakke tijdbom werd. Neuriënd bakte ze pannenkoek...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hangerig

adj., hingerich.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hangerig

bn., neiging hebbende om te hangen (in de bet. I, 12.), lusteloos, druilig, inz. als men een ziekte onder de leden heeft: kleine Jan is zo hangerig vandaag, hij is zeker niet goed.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hangerig

bn. (lusteloos, linz. als gevolg van ongesteldheid]): het kind is hangerig.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hangerig

('hangərəch) bn. 1. neiging hebbend om te hangen, te leunen. 2. lusteloos, onwel: de jongen is wat-.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hangerig

bn., neiging hebbend om te hangen, lusteloos, druilig, m.n. als men een ziekte onder de leden heeft: kleine Jan is zo — vandaag, hij heeft zeker iets onder de leden.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hangerig

HANGERIG, bn. neiging hebbende om te hangen, op iets te leunen (inz. van iemand die lusteloos is of eene ziekte onder de leden heeft: kleine Jan is zoo hangerig vandaag, hij is zeker niet goed.