hangen
1) (2000) (inf.) (de telefoon) ophangen. 'Ik ga je hangen'. • Hangen: 'Ga 's hangen!', houd op met bellen! (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000) • Hé, ik ga je hangen want ik loop nu bij m’n afspraak binnen. (Robert Anker: Hajar en Daan. 2004) • Ik ga hangen. Doe Gabi de groeten. Doeg. (Jan Eilander: Raffie. 2005) &...