Wat is de betekenis van Haneveer?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haneveer

(18e eeuw) (scheldw.) bazige vrouw. • Of Grootje Ryzig u ook agter de vodden zou zitten! Want het is een andre haaneveer als jen Moeder. (Wolff & Deken: Historie van Mejuffouw Sara Burgerhart. 1782) • haneveer = 1 ) vechtersbaas; 2 ) in toepassing op bazige vrouwen (Volkskunde. Volume 20. 1909) • Haneveer, ('t Is een haneveer!)...

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Haneveer

(volksk.) op de hoed gestoken, was vroeger een kenteken voor een bekkesnijder.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haneveer

('ha:nə) v. (...veren) I. Eig. staartveer van een haan. II. Metn. 1. soldaat of vrijbuiter met een haneveer op de hoed. 2. Uitbr. vechtersbaas.

2024-04-20
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Haneveer

(’t Is een haneveer!), voorvechter, een die zich als zeer dapper voordoet, ook wel pronker ; van een vrouw: bazig. Haneveer gold vroeger, b.v. op de muts gedragen, als teeken van overwinning of strijdlust.

Gerelateerde zoekopdrachten