Wat is de betekenis van handschoen?

2024-04-25
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Handschoen

Ter bescherming tegen infecties dragen zorgverleners in de orthodontie handschoenen bij onderzoek en behandeling van patiënten. Deze zijn vaak in latex uitgevoerd. Er zijn ook handschoenen van nitrilbutadieenrubber (NBR, nitrilrubber of nitril). Deze handschoenen hebben als voordeel dat ze geen latexallergie kunnen veroorzaken. Verder zijn er...

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

handschoen

Het begrip handschoen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) kledingstuk dat de hand bedekt. kledingstuk dat de hand bedekt en alle vingers afzonderlijk omgeeft. 2) kledingstuk dat de handen beschermt. kledingstuk dat de handen bedekt en vooral gedragen wordt om de handen te beschermen, tijdens de uitvoering van bepaalde beroepen, bi...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handschoen

handschoen - Zelfstandignaamwoord 1. (kleding) een handkledingstuk met aparte vingers Verdorie, ik ben mijn handschoenen vergeten mee te nemen. Woordherkomst samenstelling van hand en schoen Verwante begrippen want

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

handschoen

handschoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: hand-schoen 1. kledingstuk voor je hand, met de vorm van een hand ♢ doe je handschoenen aan, het is koud buiten! Zelfstandig naamwoord: hand-schoen de handschoen ...

2024-04-25
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

handschoen

Deze staat symbolisch vaak voor de hand zelf als orgaan van handeling en uitvoering, en is daarmee teken voor geweld of bescherming, ook wel een verwijzing naar het door de koning verleende markt- en muntrecht. Bekend is de toernooihandschoen van de ridder, die garandeerde dat een uitdaging tot de strijd werd aanvaard.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

handschoen

handschoen - Bedekkingen voor de hand die iedere vinger apart omsluiten en soms doorlopen tot over de pols en arm.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Handschoen

s., (finger)want, (fûst)want, (hân) mof.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handschoen

m. (-en), kledingstuk van leder, wol, zijde of garen waarmede men de hand bedekt en dat alle vingers afzonderlijk omgeeft: handschoenen aantrekken ; een paar witte handschoenen; excuseer mijn handschoen! verontschuldiging als men iem. gehandschoend de hand reikt; — 't is geen katje om zonder handschoenen aan te va...