Wat is de betekenis van handje?

2024-04-20
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

handje

: een handje geven (gaf, heeft gegeven), een handje helpen. E, Djonnie! Geef me 'n handje no? (Cairo 1980a: 82). - : een handje lenen (lenen, heeft geleend), een handje helpen. Dat ding is zwaar, leen me een handje. - Etym.: E ‘to lend a hand’ = lett. id.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Handje

(Barg.) een handje geven: waarschuwen.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handje

o. (-s), zie ald.

2024-04-20
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

handje

een handje geven, waarschuwen. En ik wed, hij krijgt een handje.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handje

o. handjes (verkleinw. van hand): iem. een handje helpen, enige hulp verlenen; daar heeft hij een handje van, a) dat doet hij altijd, b) dat verstaat hij; Z.-N. gij moogt uw handje (of: hand) kussen, tevreden zijn; zie ook hand.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handje

('hantjə) o. (-s) vklw. van →: hand.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

handje

handje - (argot) „een handje geven” : waarschuwen.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handje

HANDJE, o. (-s), zie HAND.