Wat is de betekenis van handig, (-er, -st)?

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

handig, (-er, -st)

I. bn., 1. goed met de handen kunnen werken, behendig, vlug, vaardig: een kind; zij is veel handiger dan ik gedacht had; — in of met iets zijn, het met vaardigheid weten te verrichten; 2. zich met vaardigheid van de omstandigheden, van het ogenblik weten te bedienen: een advocaat, een — zakenman; 3. door vorm of inrichting gemakkelijk...