Wat is de betekenis van handicap?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

handicap

Het begrip handicap heeft 3 verschillende betekenissen: 1) lichamelijke of geestelijke beperking. lichamelijke of geestelijke beperking. 2) belemmering. factor of omstandigheid die een achterstand bij een prestatie veroorzaakt of die de vlotte voortgang van iets belemmert; belemmering; hindernis; nadeel. 3) correctie of voorgift....

2024-04-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

handicap

(zelfstandig naamwoord) [alg.] functiebeperking, beperking, gebrek - De doofblinde Helen Keller leerde ondanks haar dubbele beperking vijf talen, promoveerde cum laude en werd een vermaard schrijfster. [fig.] belemmering, beperking, nadeel - Een naam, huidskleur, zwangerschap mag geen nadeel zijn op de arbeidsmarkt. [paard] hinderniswedstrijd...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

handicap

(2012) (Vlaanderen, jeugd) scheldw. voor iemand met een beperking. Vaak als aanspreekvorm. • "Scheldwoorden zijn heel dankbaar omdat ze sowieso al worden geacht buiten de standaardtaal te vallen. Bovendien is het voor tegendraadse jongeren leuk om hun ouders of leerkrachten te provoceren met ongepast taalgebruik. Maar veel van de scheldwoorden...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handicap

handicap - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) een lichamelijke of geestelijke beperking Door zijn handicap moest hij zich verplaatsen met een rolstoel. handicap - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handicappen ♢ Ik handicap...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

handicap

handicap - zelfstandig naamwoord uitspraak: hen-di-kep 1. wat niet helemaal goed is ♢ als je niet kunt horen, dan is dat een ernstige handicap Zelfstandig naamwoord: hen-di-kep de handicap ...

2024-04-26
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

handicap

Een lichamelijke of geestelijke beperking (uitspraak: HEN-die-kep; in België: HAN-die-kap). Kijk ook bij gehandicapt.

2024-04-26
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

handicap

(de; -s) 1 - wat een handicapper bij een wedstrijd vooruit geeft of een renner bij een wedstrijd vooruit krijgt, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in capaciteit, lengte, gewicht e.d., syn. voorgift. 2 - wedstrijd waarbij de kansen van de renners min of meer gelijk worden gemaakt door hen al naargelang capaciteit, lengte, gewicht e.d....

2024-04-26
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Handicap

Migranten uit derde wereldlanden vinden het vaak schaamtevol om een kind te hebben met een handicap. Het liefst houdt men zo’n kind binnenshuis zodat niemand het ziet. Dat geldt niet zo sterk voor blinde of dove kinderen, wel voor een kind met het syndroom van Down (mongool) of een ernstig spastisch kind. Ook bij psychische ziektes zoals depressivi...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Handicap

belemmering; nadelige positie als gevolg van een lichamelijk of geestelijk gebrek; correctie voor de zwakkeren ten einde gelijke kansen te scheppen (sport)