Wat is de betekenis van handen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handen

handen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hand

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handen

(handde, heeft gehand), (voor de hand) passen, geschikt zijn: die spade handt mij niet, ik kan er niet gemakkelijk mee overweg ; — dat werk handt mij niet, het gaat mij niet gemakkelijk af; — het handt hem goed, hij heeft er goed de slag van ; — (gew.) het handt hem niet, hij heeft er geen zin in, hij d...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handen

handde, h. gehand (voor de hand passen): die pen handt mij niet, ik kan er niet mee terecht; zie gehand.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handen

('handən) (handde, heeft gehand) 1. in de hand passen : die pen handt mij niet. 2. geschikt zijn : dat werk handt hem wel.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

handen

(handde, heeft gehand), 1. (voor de hand) passen, geschikt zijn: die spa handt mij niet, ik kan er niet gemakkelijk mee overweg; 2. (sporttaal, korfbal) de tegenstander de bal uit handen slaan, nemen of lopen.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handen

HANDEN, (handde, heeft gehand), (voor de hand) passen, geschikt zijn, handig gelegen of geplaatst zijn dat werk handt mij niet, ik kan er niet handig mee te recht; — het handt hem goed, hij heeft er goed den slag van; — (gew.) het handt hem niet, hij heeft er geen zin in, hij doet het met tegenzin; — ga liever rechts staan, dat...

2024-04-25
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

handen

Commodum siue aptum esse, conferre, placere, manui conuenire, accommodum esse manui.