handen
handen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hand
Van Dale Uitgevers (1950)
(handde, heeft gehand), (voor de hand) passen, geschikt zijn: die spade handt mij niet, ik kan er niet gemakkelijk mee overweg ; — dat werk handt mij niet, het gaat mij niet gemakkelijk af; — het handt hem goed, hij heeft er goed de slag van ; — (gew.) het handt hem niet, hij heeft er geen zin in, hij d...
M. J. Koenen's (1937)
handde, h. gehand (voor de hand passen): die pen handt mij niet, ik kan er niet mee terecht; zie gehand.
Jozef Verschueren (1930)
('handən) (handde, heeft gehand) 1. in de hand passen : die pen handt mij niet. 2. geschikt zijn : dat werk handt hem wel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: