Wat is de betekenis van Handdag?

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handdag

v. (-en), (zeew.) dag (stuk touw) die men in de hand houdt om er mee te straffen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handdag

v. handdagen (eind touw, waarmee een schuldige getuchtigd werd): deze straf heette britsen; zie laarzen.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handdag

('hand) v. (-en) Scheepst. dag, eind touw dat men in de hand houdt om mee te tuchtigen.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handdag

HANDDAG, v. (-en), (zeew.) dag {stuk touw) die men in de hand houdt om er mee te straffen.

2024-04-18
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Handdag

z.n.m. in ’t mv. handdagen. - End touw, dat men in de Hand houdt om er strafoefening mede te verrichten.

Gerelateerde zoekopdrachten