Wat is de betekenis van handbreed?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handbreed

handbreed - Zelfstandignaamwoord 1. zo breed als een hand 2. (figuurlijk) een heel klein beetje - Gisteren nog stuurden bovendien 32 lokale CDU-politici een open brandbrief aan de bondskanselier. Maar Merkel is niet van plan een handbreed te wijken. Was het geen fout van haar om een selfie te maken...

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handbreed

o., g. mv., zoveel als de breedte van een hand bedraagt; (oneig.) een geringe afstand : hij wijkt geen handbreed terug.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handbreed

o. (de breedte van een hand; geringe breedte): uw mantel is een handbreed te lang.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handbreed

o. 1. Eig. breedte van een hand. 2. Metf. geringe afstand : geen wijken.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

handbreed

o. (geen mv.), zoveel als de breedte van een hand bedraagt; (oneig.) een geringe afstand; hij wijkt geen terug, niets.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handbreed

HANDBREED, o. de breedte eener hand; (fig.) een geringe afstand hij wijkt geen handbreed terug. HANDBREEDTE, v. (n), handbreed.