Wat is de betekenis van halleluja?

2023-04-02
Ensie Encyclopedie

Ensie (2022)

Halleluja

Halleluja (ook wel Hallelujah) is een van oorsprong Hebreeuwse uitroep die 'Prijst God' betekent. Hallelujah is een samentrekking van de twee woorden hallelu en jah. Jah is de ingekorte aanduiding van JHWH, het Hebreeuwse woord voor God. In het Joodse geloof wordt het woord Halleluja voornamelijk gebruikt in de Hallel, de Psalmen 113 -118...

Lees verder
2023-04-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

halleluja

halleluja - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) oproep in een aantal psalmen om de Heer te prijzen (24×: Ps. 104:35 +; ook 4× in NT) Woordherkomst Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'prijst de Heer' Verwante begrippen Hebreeuws (transcriptieversie): haleloeja, Hebreeuws-Latijn:...

Lees verder
2023-04-02
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Halleluja

Halleluja, alleluja, (lett.:) looft de Heer; uitroep van lofprijzing en vreugde; (ruimer, ook ironisch) uiting van enthousiasme en blijdschap. Zeer veelvuldig worden lofprijzingen, onder andere in de Psalmen, met deze uitroep afgesloten. Vooral als naam van een misgezang, een lofprijzing, werd alleluja in het Middelnederlands bekend. Buiten godsdie...

Lees verder
2023-04-02
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Halleluja

De letterlijke betekenis van dit woord is ‘loof de Heer’. Het is m.a.w. een instemmingsformule van de gemeente met de woorden van de voorganger en in dezen vergelijkbaar met het amen, kyrie en sanctus in de roomse eredienst. Het woord komt vaak voor als aanhef of besluit van psalmen, en daarbuiten ook in de paaszang. Het w...

Lees verder
2023-04-02
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Halleluja

(alleluja) looft de Heer; lofkreet

2023-04-02
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

halleluja

r.-k. alleluja, Hebr. hallelu’Jah’, lofprijzing: looft de(n) Heer; uitroep van vreugde en dankbaarheid, bij uitbreiding ook: loflied.

2023-04-02
Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

halleluja

(Hebr.. looft God) of alleluia. uitroep van lofprijzing en vreugde in de joodse en christelijke eredienst. In de Romeinse liturgie, het Gregoriaans, is het halleluia voorzien van rijke melismen en toegevoegd aan delen van het proprium (tijdeigene) voor zon- en feestdagen.

2023-04-02
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Halleluja

loof de Heer!

2023-04-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Halleluja

(Hebr.), I. tw., lofkreet: looft den Heer ; II. zn. o. (-’s), 1. de juichkreet halleluja ; — bij uitbr.: loflied; 2. zie Alleluia.

Lees verder
2023-04-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

halleluja

o. halleluja’s (Hebr. Gode lof, loof den Heer!); ook halelujah, met welke juichtoon de Psalmen 111-113 beginnen; zie hallel, halel; bij de R.-K. alleluja: het halleluja zingen, van Pasen tot Pinksteren.

2023-04-02
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Halleluja

(ook: Alleluja), Hebr.: Looft God!, juichkreet v/h Joodsche volk in antwoord o/h priestergezang. In de R.K. Kerk, de tijd v. Paschen tot Pinksteren.

Lees verder
2023-04-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Halleluja

Halleluja - ➝ Alleluia.

2023-04-02
Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Halleluja

Uit den Hebreeuwschen tempel stammende jubelroep, oorspronkelijk beteekenend: Looft den Heer, overgenomen in de lofpsalmen der Christelijke Kerk, meestal als afsluiting, soms ook aan het begin of in het midden. De H.'s behooren tot de bestanddeelen van de mis in de Katholieke liturgie, vallen alleen bij bijzondere gelegenheden (b.v. bij dooden...

Lees verder
2023-04-02
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

halleluja

(halle'lu:ja) o. (-’s) [Hebr. looft de Heer] juichkreet van dankbare vreugde, reeds in het Oude Testament. → alleluia.

Lees verder
2023-04-02
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Halleluja

is een jubelkreet, die door alle Christenen en ook door de Joden wordt gebruikt. Het is een Hebreeuwse uitdrukking, die betekent: looft Jahwe. In de oud-testamentische psalmen kwam zij veel voor en werd om den plechtigen klank onvertaald gelaten.

Lees verder
2023-04-02
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Halleluja

Eigenlijk halleloe-jah, is gevormd door samenvoeging van de gebiedende wijs meervoud van een Hebreeuwsch werkwoord, dat „loven”, „prijzen” beteekent, met den Hebreeuwschen naam Gods, Jahveh (= Heere), in den verkorten vorm Jah. Het woord beteekent dus: „looft den Heere”. Het komt in het boek der Psalmen 24 maal v...

Lees verder
2023-04-02
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Halleluja

Halleluja - (Hebr.: looft den Heer), een jubelklank, waarmee het volk antwoordde op het priesterlijk gezang (Ps. 106 : 48). Ook als beginwoord van een hymne deed het dienst: Ps. 113; 135; 148; 159; e. a. Zulke eindeloos herhaalde uitroepen bij religieuse feesten komen ook bij andere volken voor: het hye, kye bij de Grieken; het labbaika bij de Moha...

Lees verder
2023-04-02
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Halleluja

(hebr., eigenlijk Hallelu Jah, d. L. Looft God) in de hebreeuwsche psalmen veelvuldig voorkomende uitdrukking, welke in de verschillende bijbelvertalingen onveranderd is overgenomen (vulgaat en r.-kath. liturgie: Alleluja), en reeds vroeg in de liturgie is overgegaan, doch in het westen sedert paus Gregorius I in den tijd der h. vasten wordt, wegge...

Lees verder
2023-04-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Halleluja

HALLELUJA, o. (-’s), lofzang (woordelijk looft den Heere); het groote halleluja, bij de Israëlieten de 113de tot en met den 117den psalm, omdat daarin bijzonder Gods weldaden, aan het Joodsche volk bewezen, worden verheerlijkt.

2023-04-02
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Halleluja

Halleluja of looft den Heer is een woord, hetwelk in de Hebreeuwsche Psalmen dikwijls voorkomt en wegens zijn plegtigen klank ook in de vertaling onveranderd bleef. Reeds door de oudste Christenen werd het gezongen, en terwijl men het in de Grieksche Kerk ten allen tijde aanheft, laat men het bij de R. Katholieken gedurende den vasten weg, om het a...

Lees verder