Wat is de betekenis van halfzacht?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

halfzacht

halfzacht - Bijvoeglijk naamwoord 1. (van karakter) variërend van 'niet doortastend genoeg' tot 'zacht gekookt eitje" 2. (kookkunst) (van eieren) niet hard en niet snotterig Woordherkomst samenstelling van half en zacht

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Halfzacht

bn., 1. (eig., van gekookte eieren) tussen hard en zacht in (met gestold wit en zachte dooier); 2. (oneig.) dwaas, halfgaar, mallotig.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

halfzacht

bn. (tussen hard en zacht): halfzachte eieren.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

halfzacht

(half'sacht) bn. en bw. gedeeltelijk hard : gekookte eieren.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

halfzacht

bn., 1. (eig. van gekookte eieren) tussen hard en zacht in (met gestold wit en zachte dooier); 2. (oneig.) dwaas, halfgaar, mallotig.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Halfzacht

HALFZACHT, bn. (van gekookte eieren) tusschen hard en zacht in (met gestold wit en zachten dooier).