Halfslag
o., 1. wezen van gemengd ras ; — (bij uitbr.) wat niet voor vol kan gelden: zo'n kind van vijftien jaar is maar halfslag, ze kan toch het zware werk niet doen ; ’t is maar een halfslag paard; 2. (van een uurwerk) de slag, het slagwerk der halve uren: „slaat de klok heel? „neen, ’t is halfslag.