hagelbui
hagelbui - Zelfstandignaamwoord 1. een bui met hagel ♢ De hagelbui zorgde voor veel vernieling aan de jonge gewassen. Woordherkomst samenstelling van hagel en bui
Wiktionary (2019)
hagelbui - Zelfstandignaamwoord 1. een bui met hagel ♢ De hagelbui zorgde voor veel vernieling aan de jonge gewassen. Woordherkomst samenstelling van hagel en bui
Peter Timofeeff (1993)
Bui waaruit, eventueel naast regen en/of sneeuw, hagel valt. In de winter komen lichte hagelbuien veel voor. In de zomer valt hagel vaak uit min of meer zware (onweers-)buien, waarin de convectie sterk genoeg is om de ijsdeeltjes in de wolk langdurig vast te houden, zodat ze uit kunnen groeien tot grote hagelstenen, die eenmaal onderweg naar het aa...
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), uitstorting van hagel; wolk waaruit hagel valt; (fig.) overstelpende menigte: een hagelbui van pijlen, van stenen.
M. J. Koenen's (1937)
v. hagelbuien (uitstorting van hagel, hagelvlaag): fig. een hagelbui van pijlen, overstelpende menigte.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-en) 1. Eig. bui, uitstorting van hagel uit de lucht. 2. Metf. overstelpende menigte : een van kogels, stenen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: