habitueel
habitueel - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) uit gewoonte Woordherkomst afgeleid van het Franse habituel met het achtervoegsel -eel
Wiktionary (2019)
habitueel - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) uit gewoonte Woordherkomst afgeleid van het Franse habituel met het achtervoegsel -eel
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
1. tot de gewoonte behorend; 2. telkens weer optredend („alsof het een gewoonte ware”) door een abnormale aanleg; bijv. habituele abortus is een telkens weer in de eerste zwangerschapsmaanden spontaan optredende miskraam (zie abortus habitualis).
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., tot een gewoonte geworden, gemeenzaam, gewoonlijk: habituele constipatie, die reeds lang bestaat.
Dr. Ch. Bles (1929)
wat door gewoonte ontstaan is, of dikwijls terugkeert. Zoo spreekt men van een habitueele scoliose, een zijdelingsche verkromming der wervelkolom, die door het zitten of staan in verkeerde houdingen is veroorzaakt. Een habitueele luxatie noemt men een telkens terugkeerende ontwrichting.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: