Wat is de betekenis van habitueel?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

habitueel

habitueel - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) uit gewoonte Woordherkomst afgeleid van het Franse habituel met het achtervoegsel -eel

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Habitueel

[Fr. habituel] tot de habitus behorend, ingeboren; ook: gewoonte geworden zijnde, gewoon.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Habitueel

gewoonlijk

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Habitueel

tot gewoonte geworden; gemeenzaam; ingeworteld

2024-04-19
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Habitueel

1. tot de gewoonte behorend; 2. telkens weer optredend („alsof het een gewoonte ware”) door een abnormale aanleg; bijv. habituele abortus is een telkens weer in de eerste zwangerschapsmaanden spontaan optredende miskraam (zie abortus habitualis).

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Habitueel

bn. bw., tot een gewoonte geworden, gemeenzaam, gewoonlijk: habituele constipatie, die reeds lang bestaat.

2024-04-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

habitueel

tot gewoonte geworden, telkens terugkerende,gewoon; gemeenzaam.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

habitueel

('e:l)bn.(...tuele) en bw.gewoonlijk, gemeenzaam.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Habitueel

wat door gewoonte ontstaan is, of dikwijls terugkeert. Zoo spreekt men van een habitueele scoliose, een zijdelingsche verkromming der wervelkolom, die door het zitten of staan in verkeerde houdingen is veroorzaakt. Een habitueele luxatie noemt men een telkens terugkeerende ontwrichting.