Hăbēna
ae, f. eig., houvast, vand. 1. riem (van een slinger); riem (als zweep of gesel). 2. in 't bijz., teugel (gewl. plur.). | overdr., poët. concr. van de zeilen, immittere habenas classi, met volle zeilen varen, Verg., habenis utitur, gebruikt de zeilen, Ov.; abstr., teugel, en poët.: bestuur, leiding, regering, rerum,...