haat
haat - Zelfstandignaamwoord 1. een sterk gevoel van vijandschap haat - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van haten 2. gebiedenwijs van haten
Wiktionary (2019)
haat - Zelfstandignaamwoord 1. een sterk gevoel van vijandschap haat - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van haten 2. gebiedenwijs van haten
Muiswerk Educatief (2017)
haat - zelfstandig naamwoord 1. gevoel van grote afkeer en woede ♢ ik haat de jongen die mij in de steek liet 1. haat en nijd [veel ruzie] Zelfstandig naamwoord: haat de...
Getty Research Institute (1990)
haat - Toestand van intense vijandigheid en afkeer die gewoonlijk het gevolg is van angst, woede, verachting en/of gekwetst of beledigd zijn.
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
is een daad of toestand waarin we iets of iemand waarderen als een kwaad. Omdat onze kennis van God niet volmaakt is, kunnen we ertoe komen God te haten, ofwel in zover men kwaad van Hem meent te moeten duchten of verduren (haat van afschuw), ofwel in zover men van Hem als Persoon afkeer heeft en Hem kwaad toewenst (haat van vijandschap). In beide...
Van Dale Uitgevers (1950)
m., een gevoel van diepe afkeer voor iemand, gepaard met de begeerte om die persoon te zien ondergaan, al of niet ook om hem leed te doen: haat tegen, iemaiul opvatten, voeden; bittere, dodelijke haat; haat zaaien ; uit haat handelen ; bij uitbr. ook tegenover zaken of begrippen: hij haatte al die vreemde gebruiken me...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: