haarbreed
haarbreed - Zelfstandignaamwoord 1. heel weinig n.l. de breedte van een mensenhaar Woordherkomst samenstelling van haar en breed Uitdrukkingen en gezegden ♦ geen haarbreed zelfs niet het allergeringste
Wiktionary (2019)
haarbreed - Zelfstandignaamwoord 1. heel weinig n.l. de breedte van een mensenhaar Woordherkomst samenstelling van haar en breed Uitdrukkingen en gezegden ♦ geen haarbreed zelfs niet het allergeringste
Van Dale Uitgevers (1950)
o., in de uitdr. geen haarbreed, niet de breedte van een haar, niets : hij week geen haarbreed; het scheelde geen haarbreed, of hij was overreden.
M. J. Koenen's (1937)
o. (wat zo breed is als een haar, inz. met ontkenning): geen haarbreed, niets; het scheelde een haarbreed, bagatel.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., in de uitdr. geen niet de breedte van een haar, niets: hij week geen het scheelde geen —, of hij was overreden.
J.H. van Dale (1898)
HAARBREED, o. in de uitdr. geen haarbreed, niet de breedte van een haar, niets hij week geen haarbreed; het scheelde geen haarbreed, of hij was overreden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: