Wat is de betekenis van haarbreed?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haarbreed

haarbreed - Zelfstandignaamwoord 1. heel weinig n.l. de breedte van een mensenhaar Woordherkomst samenstelling van haar en breed Uitdrukkingen en gezegden ♦ geen haarbreed zelfs niet het allergeringste

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haarbreed

o., in de uitdr. geen haarbreed, niet de breedte van een haar, niets : hij week geen haarbreed; het scheelde geen haarbreed, of hij was overreden.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haarbreed

o. (wat zo breed is als een haar, inz. met ontkenning): geen haarbreed, niets; het scheelde een haarbreed, bagatel.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haarbreed

o. het geringste : het scheelde geen -; geen wijken.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haarbreed

o., in de uitdr. geen niet de breedte van een haar, niets: hij week geen het scheelde geen —, of hij was overreden.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Haarbreed

HAARBREED, o. in de uitdr. geen haarbreed, niet de breedte van een haar, niets hij week geen haarbreed; het scheelde geen haarbreed, of hij was overreden.