haam
haam - Zelfstandignaamwoord 1. (paardensport) een halsband voor een paard
Veerman (1954)
(1) Veelgebruikte naam voor de nageboorte, vooral bij paarden. (2) H. of gareel is een tuigdeel om te trekken (z. Tuigen).
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (hamen), (gew.) 1. bekleedsel van dikke stevige stof om de bovenrand van zakken: zakken met hamen; — 2. netvormig samenstel van touwtjes om de kop van een paard, dat men daaraan voortleidt; 3. (viss.) soort van schepnet aan een lange steel; — op die haam gelijkend net waarmede kinderen mussen vangen ; 4. zie HAAL (III).
M. J. Koenen's (1937)
1. m. hamen, haampje (zakvormig net voor de vis- en vogelvangst); 2. o. hamen, haampje (houten, leren raamvormig halsjuk van trekdieren; trekjuk van mensen bv. bij schepen). 3. v. hamen (kniehoog van een paard); haam is hetzelfde woord als ham, schink.
John Kooy (1933)
1) zakvormig net b/d vangst v. vogels en visschen; 2) lederen of houten halsjuk v. paarden; 3) kniehoog v/e paard.
Jozef Verschueren (1930)
(ha:m) (hamen; -pje) I. m. langstelig, zakvormig en driehoekig schepvisnet. II. v. [ham] kniehoog van een paard. III. o. juk nl. 1. raamvormig halsjuk bij trekdieren. 2. trek juk van mensen : met een om de schouders en de borst, een schip voorttrekken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: