Wat is de betekenis van Haakbek?

2024-04-19
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Haakbek

Pinicola enucleator (Linnaeus: Loxia) 1758. Fries Heakbek ←. Een met de Kruisbekken verwante Vinkachtige die broedt in Scandinavië, Siberië en boreaal Noord-Amerika, die zeer zelden (2x) naar N afdwaalt. Hij heeft een uitstekende bovensnavelhelft ('haak'), maar de ondersnavelhelft kruist niet met de bovenneb (zoals bij de K...

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Haakbek

vogel

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haakbek

m. (-ken), soort vink (Pinicola enucleator), bij welke de bovensnavel haakvormig over de spits van de ondersnavel naar beneden gebogen is.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haakbek

m. (-ken), Pinicola enucleator, een met de kruisbek verwante zangvogel, zo genoemd omdat de bovensnavel haakvormig over de spits van de ondersnavel is gebogen. Hij behoort tot de →vinken.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Haakbek

HAAKBEK, m. (-ken), eene vinkensoort (pinicola enucleator), waarbij de bovensnavel bij wijze van haak over de spits van den ondersnavel naar beneden gebogen is; zij komen veelvuldig in de Oostzeelanden voor.

Gerelateerde zoekopdrachten